• Waar vind ik informatie wat te doen bij een calamiteit of ongeval met gevaarlijke stoffen?

    Raadpleeg de betreffende informatie in het veiligheidsinformatieblad, de werkplekinstructiekaart of het BHV-plan (calamiteitenplan). Zorg voor voldoende absorptiemiddelen en beschermingsmiddelen en verzorg instructies aan uw medewerkers.

  • Hoe beoordeel ik de blootstelling aan een mengsel?

    De meeste mengsels hebben geen eigen grenswaarde. In dat geval moet u de blootstelling van uw werknemers per component beoordelen. U toetst dan de blootstelling aan de grenswaarden van de verschillende componenten. Als de componenten dezelfde gezondheidseffecten hebben (zoals oplosmiddelen), dan moet u de blootstelling bij elkaar optellen (ook wel additieregel genoemd).

    U kunt de blootstelling aan een mengsel ook beoordelen aan de hand van de meest gevaarlijke component. Dit kan alleen als de keuze voor deze component goed is onderbouwd. Het gaat altijd om de meest risicovolle component in het mengsel.

    Laat een arbeidshygiënist beoordelen welk component hiervoor geschikt is. De deskundige moet ook rekening houden met het risico van gecombineerde blootstelling.

  • Hoe bepaal ik de grenswaarde van een stof?

    Als werknemers in contact komen een gevaarlijke stof, kan dit (in)direct gevolgen hebben voor hun gezondheid (én die van hun nageslacht). Met een grenswaarde geeft u het maximale concentratieniveau aan van een gas, damp, aerosol, vezel of (vaste) stof op de werkplek. Zo voorkomt u schadelijke gevolgen op korte én lange termijn. U moet een grenswaarde vaststellen voor alle gevaarlijke stoffen waaraan uw werknemers (kunnen) worden blootgesteld. Hierbij houdt u rekening met incidentele én langdurige blootstelling.

    Om een grenswaarde vast te stellen, volgt u de volgende stappen:

    1. Gebruik de wettelijke grenswaarde
    Voor een aantal stoffen zijn de grenswaarden wettelijk vastgesteld. Deze vindt u op de website van de Sociaal­Economische Raad (SER): ww.ser.nl/nl/taken/adviserende/grenswaarden.aspx.

    2. Gebruik een gezondheidskundige grenswaarde die is vastgesteld door bijvoorbeeld de Gezondheidsraad of door Europese SCOEL (Scientific Committee for Occupational Exposure Limits). Deze vindt u op de website van de SER.

    3. Gebruik een buitenlandse grenswaarde
    Op de website van de SER staan vaak ook grenswaarden vermeld uit andere Europese landen. Eventueel kunt u één van deze grenswaarden hanteren. Kies de buitenlandse grenswaarde die het beste past bij uw werksituatie.

    4. Gebruik de DNEL (Derived No Effect Levels)
    Raadpleeg hiervoor het veiligheidsblad. Op het veiligheidsinformatieblad (VIB) van een stof staan vaak één of meerdere grenswaarden vermeld, waaronder de DNEL. Dit zijn de door de fabrikant aanbevolen grenswaarden, op basis van de Europese verordening REACH (Registratie, Evaluatie en Autorisatie van Chemische stoffen). Kies de DNEL die het beste past bij de soort blootstelling binnen uw bedrijf.

  • Hoe en wat moet ik beoordelen?

    Volgens de tweede stap van de ‘Zelfinspectie Gevaarlijke Stoffen’ beoordeelt u alle geregistreerde stoffen op eventuele risico’s. U beoordeelt de aard, mate en duur van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Dat doet u voor elke gevaarlijke stof waarmee uw werknemers in contact kunnen komen.

    U kunt hiervoor de volgende beoordelingsmethoden gebruiken:

    • Meten

    U kunt de blootstelling aan gevaarlijke stoffen bepalen door middel van blootstellingsmetingen.

    • Schatten m.b.v. bijvoorbeeld de Stoffenmanager

    et de ‘Stoffenmanager’ kunt u een kwantitatieve inschatting maken van de blootstelling aan gevaarlijke stoffen binnen uw bedrijf. U vindt de ‘Stoffenmanager’ op www.stoffenmanager.nl 

    • Eigen beoordelingsmethode

    Een andere kwantitatieve beoordelingsmethode dan de ‘Stoffenmanager’ is ook toegestaan. Deze methode moet wel verantwoord zijn; u moet aantonen dat de uitkomst uit uw beoordelingsmethode vergelijkbaar is met die van de ‘Stoffenmanager’.

    • Aanvullende beoordelingsmethode: blootstellingscenario’s

    Blootstellingscenario’s kunnen handig zijn bij de beoordeling van de blootstelling. Bij veel veiligheidsinformatiebladen (VIB’s) zijn blootstellingscenario’s opgenomen, de zogenaamde PROC’s.

    Werknemers kunnen met verschillende stoffen in aanraking komen. Sommige werknemers worden soms aan een enkele stof blootgesteld. Anderen regelmatig aan verschillende combinaties. U moet daarom alle mogelijke situaties apart beoordelen: loopt uw werknemer hier een risico? Beoordeel de blootstelling zonder het gebruik van persoonlijke (ademhalings­) beschermingsmiddelen.

  • Hoe informeer ik medewerkers?

    Het veiligheidsinformatieblad van een gevaarlijke stof geeft de benodigde informatie over de risico’s en maatregelen. Aangeraden wordt om per product (of eventueel groep van stoffen met dezelfde risico’s) een werkplekinstructiekaart (WIK) te maken en deze op de werkplekken te hangen.

  • Hoe kom ik aan een veiligheidsinformatieblad?

    Uw fabrikant/leverancier is verplicht om bij elke 1e levering u te voorzien van een veiligheidsinformatieblad. Dit is wat anders dan een productveiligheidsblad.

    Het veiligheidsinformatieblad geeft aan uit welke componenten de stof/product is samengesteld en wat de risico’s zijn van het werken met deze stof en vooral welke maatregelen genomen moeten worden om op veilige wijze met de stof te werken.

    Het veiligheidsinformatieblad mag max 5 jaar oud zijn en in het Nederlands.

  • Hoe monitor ik de gezondheidsrisico’s van medewerkers die werken met gevaarlijke stoffen?

    De monitoring is afhankelijk van de soort gevaarlijke stof en de het bijbehorende risico, denk bijvoorbeeld aan longonderzoek, uitvoeren luchtmetingen in ademzone,  biologische monitoring, verplichte keuringen voor bijv. werken met lood. Ook kunt u uw medewerkers een periodiek arbeidsgeneeskundig onderzoek (PAGO) of preventief medisch onderzoek (PMO) aanbieden. Het aanbieden van een PAGO is een wettelijke verplichting vanuit de Arbowetgeving wanneer uw medewerkers worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen.

  • Hoe weet ik of onze mijn persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s) geschikt zijn om onze medewerkers te beschermen tegen de risico’s van de gevaarlijke stoffen die we gebruiken?

    Raadpleeg hiervoor het veiligheidsblad, vraag uw leverancier om advies of laat dit door een van onze arbeidshygiënisten beoordelen. Zorg voor periodiek onderhoud en tijdige vervanging van uw PBM’s. Laat door uw leverancier periodiek vaststellen of de PBM’s nog steeds passend zijn voor uw medewerkers, zoals bijvoorbeeld een fittest bij adembeschermingsmiddelen of een lektest bij otoplastieken.

  • Maakt het verschil voor de controle als ik de beoordeling laat doen door eigen mensen of door een arbodienst?

    Nee, mits uw eigen beoordelaar een deskundige is op het niveau van een arbeidshygiënist.

  • Moet ik de blootstelling aan gevaarlijke stoffen beoordelen?

    Ja, voor gevaarlijke stoffen gelden voorschriften voor inventarisatie, beoordeling, maatregelen en borging. Volgens de Arbowet moet van elke gevaarlijke stof waarmee werknemers in contact kunnen komen, de aard, mate en duur van de blootstelling worden beoordeeld. Het blootstellingsniveau geeft aan in welke mate uw werknemers de gevaarlijke stof (via inademing) binnenkrijgen. Bij het bepalen van de blootstelling kijkt u naar de hoeveelheid van de stof waaraan de medewerker wordt blootgesteld, hoe vaak en hoe lang dit gebeurt. De blootstelling kan op verschillende manieren vastgesteld worden, onder andere:

    • Door een kwantitatieve schatting van de blootstelling met behulp van een gevalideerd blootstellingsmodel zoals bijvoorbeeld Stoffenmanager, Ecetoc-TRA of ART (Advanced Reach Tool);
    • Door blootstellingsmetingen uit te (laten) voeren.
  • Moet ik de blootstellingsbeoordeling laten toetsen?

    Ja, tenzij de beoordeling uitgevoerd door een gecertificeerd kerndeskundige (arbeidshygiënist). Dan is extra toetsing niet nodig. Als de blootstellingsbeoordeling niet is uitgevoerd door iemand die gecertificeerd is of door een gecertificeerde arbodienst, dan moet u de blootstellingsbeoordeling laten toetsen door een gecertificeerde deskundige op het niveau van een arbeidshygiënist of door een gecertificeerde arbodienst.

  • Moet ik de stoffen van de technische dienst ook beoordelen?

    Ja, u moet álle gevaarlijke stoffen beoordelen die in uw bedrijf gebruikt worden. Dus ook de stoffen die niet direct te maken hebben met de hoofdactiviteiten van uw bedrijf. U kunt hier wel praktisch mee omgaan. Dit betekent dat u eerst inventariseert welke stoffen de technische dienst gebruikt. Daarna bepaalt u welke stof hiervan de meeste risico’s oplevert (vanwege zijn gevaarlijke eigenschappen of om andere redenen, bijvoorbeeld: toepassing in grote hoeveelheden, onder hoge druk of op hoge temperatuur.  U beoordeelt het blootstellingsniveau voor deze stof, en u neemt maatregelen om uw werknemers hiertegen te beschermen. Het idee is dat uw werknemers hiermee ook voldoende beschermd zullen zijn voor de overige stoffen.

  • Moet ik een register bijhouden van gevaarlijke stoffen?

    Ja, u bent als werkgever volgens de Arbowet verplicht uw gevaarlijke stoffen te inventariseren, te beoordelen, maatregelen te nemen en deze te borgen. De eerste stap is inventarisatie. Hierin worden alle in uw bedrijf gebruikte verpakte gevaarlijke producten en stoffen geïnventariseerd. In het register registreert u de wettelijk verplichte minimaal te inventariseren informatie per product en stof, evenals de voor de blootstellingsbeoordeling benodigde informatie.

  • Moet ik mijn medewerkers voorlichting geven over gevaarlijke stoffen?

    Ja, volgens de Arbowet moeten medewerkers worden voorgelicht over de risico’s van het werk en de maatregelen die genomen moeten worden om zich te beschermen tegen die risico’s. Dat geldt dus ook voor gevaarlijke stoffen. Door medewerkers adequaat voor te lichten over gevaarlijke stoffen, kan directe of indirecte schade aan de gezondheid voorkomen worden. Het veiligheidsinformatieblad van een gevaarlijke stof geeft de benodigde informatie over de risico’s en maatregelen. Aangeraden wordt om per product (of eventueel groep van stoffen met dezelfde risico’s) een werkplekinstructiekaart (WIK) te maken en deze op de werkplek te hangen. Neem de volgende onderwerpen op in een WIK:

    • De risico’s van het product met gevarensymbolen en H-zinnen;
    • Welke maatregelen en persoonlijke beschermingsmiddelen gebruikt moeten worden (zoals
    • afzuiging, adembescherming, veiligheidsbril, handschoenen e.d.);
    • EHBO-informatie;
    • Hoe het (rest)product moet worden afgevoerd en wat te doen bij lekken of morsen van het product (hoe op te ruimen);
    • Hoe het product moet worden opgeslagen.
  • Moet ik ook gasflessen en spuitbussen die zijn voorzien van gevaarlijke stoffen registreren?

    Ja, ook gasflessen en spuitbussen die zijn voorzien van een gevarensetiket /H-zinnen moeten in een register worden opgenomen.

  • Moet ik ook gevaarlijke stoffen beoordelen waarmee mijn werknemers helemaal niet in contact komen?

    Nee, dat hoeft niet. Als de geëtiketteerde stoffen goed verpakt binnenkomen, en de verpakking blijft altijd gesloten, dan worden uw werknemers niet blootgesteld aan die stoffen. Beoordeling is dan niet nodig. U moet van deze stoffen wel een inventarisatie hebben met de gevaarlijke eigenschap van de stof en bijbehorende veiligheidsbladen. Zo weet u bij een eventuele lekkage, incident de juiste maatregelen te nemen.

  • Moet ik ook stoffen inventariseren die vrijkomen bij het werk?

    Ja, als uw werknemers daarmee in aanraking kunnen komen. U moet in uw inventarisatie namelijk álle stoffen vastleggen waaraan uw werknemers kunnen worden blootgesteld.

    Denk hierbij bijvoorbeeld aan dieselmotoremissie, kwartsstof en lasrook. Er bestaat geen VIB van deze stoffen en de stoffen hebben geen H-zinnen. Maar u moet wel informatie vastleggen over de grenswaarde, het soort arbeid en of het een kankerverwekkende, mutagene en/of reprotoxische stof is.

  • Moet ik ook stoffen voor huishoudelijk gebruik inventariseren?

    Nee, dat hoeft alleen als u deze stoffen ook professioneel gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan chloorbleekloog in de schoonmaakindustrie. Maar de gootsteenontstopper in de keuken hoeft u niet op te nemen in uw inventarisatie. Aan te raden is om te zorgen voor een veiligheidsinformatieblad over de stof om voorzorgsmaatregelen te nemen.

  • Moet ik stoffen die op voorraad staan ook meenemen bij de inventarisatie?

    Ja, ook stoffen die op voorraad staan dienen te worden meegenomen bij de inventarisatie. Wanneer werknemers niet in contact kunnen komen met de gevaarlijke stof, moet u in uw inventarisatie aantonen dat werknemers niet worden blootgesteld aan de stof. Als werknemers incidenteel wel blootgesteld worden aan een gevaarlijke stof, zoals bij onderhoud, moet u de stofgegevens, inclusief grenswaarde, wel inventariseren.

  • Waar kan ik de grenswaarde vinden?

    Binnen Nederland is een databank grenswaarden gevaarlijke stoffen op de werkplek aanwezig, die voor meer dan 2000 stoffen grenswaarden bevat. https://www.ser.nl/nl/thema/arbeidsomstandigheden/Grenswaarden-gevaarlijke-stoffen/Grenswaarden

    Deze grenswaarden zijn concentraties van een stof in de lucht op de werkplek. Bij vaststelling wordt als uitgangspunt genomen dat de gezondheid van de werknemer en hun nageslacht niet wordt geschaad. De Gezondheidsraad zorgt voor de gezondheidskundige onderbouwing hiervan. Ongeveer elke 4 jaar worden de grenswaarden herzien.

  • Waarom wordt een product in mijn register aangemerkt als CMR?

    Een product in het register wordt automatisch aangemerkt als CMR wanneer een of meer stoffen in het product op de zgn. SZW-lijst staan. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) publiceert ieder halfjaar een bijgewerkte lijst met CMR-stoffen in de Staatscourant. Let op, er wordt geen rekening gehouden met het percentage van de betreffende stof.

  • Wanneer moet ik maatregelen nemen?

    Als uw werknemers worden blootgesteld aan stoffen boven de grenswaarde, moet u onmiddellijk maatregelen treffen. U moet direct de concentratie terugbrengen tot beneden de grenswaarde. Een te hoge blootstelling aan gevaarlijke stoffen kan blijken uit metingen of uit een inschatting volgens beoordelingsmethode zoals de ‘Stoffenmanager’.

    Welke maatregelen u neemt, is afhankelijk van de manier waarop en hoe lang met de stof binnen uw bedrijf wordt gewerkt. Alleen als het gebruik op het veiligheidsinformatieblad (VIB) overeenkomt met uw eigen gebruik, kunt u de beschreven maatregelen direct overnemen.

    Wellicht is er in uw branche een arbocatalogus. Hierin staan vaak maatregelen vermeld om de blootstelling van gevaarlijke stoffen te verminderen. Ook hier houdt u rekening met de specifieke situatie in uw bedrijf. Beoordeel of de maatregelen in de arbocatalogus effectief genoeg zijn voor uw situatie.

  • Wat is de STOP strategie ook wel arbeidshygiënische strategie?

    De Arbowet verlangt een bepaalde volgorde (hiërarchie) van maatregelen die werkgevers moeten nemen om de risico’s van gevaarlijke stoffen voor werknemers te beheersen. Dit wordt de arbeidshygiënische strategie of STOP-principe genoemd.

    S-Substitutie

    De eerste stap betreft vervanging en eliminatie van de gevaarlijke stof. Hier moet u als werkgever kijken of gevaarlijke stoffen vervangen kunnen worden door minder gevaarlijke stoffen.

    T-Technische beheersmaatregelen

    Wanneer vervanging en eliminatie van de gevaarlijke stof niet mogelijk is, kunt u als werkgever technische beheersmaatregelen toepassen om de blootstelling te verminderen zoals bijv. afzuiging of omkasting

    O-Organisatorische beheersmaatregelen kunnen worden genomen als vervanging of technische maatregelen niet mogelijk zijn. Dit zijn maatregelen waarbij het werk zodanig wordt ingericht dat medewerkers zo min mogelijk worden blootgesteld, zoals bijv. taakroulatie en belastende werkzaamheden verdelen over meerdere medewerkers.

    P-Persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM)

    Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn een laatste maatregel om blootstelling aan gevaarlijke stoffen te beperken en zullen altijd een aanvulling zijn op andere maatregelen (vervanging, technisch, organisatorisch).

    Redelijkerwijs-principe

    De maatregelen op de verschillende niveaus hebben nadrukkelijk een hiërarchische volgorde. De werkgever moet dus eerst de mogelijkheden op hoger niveau onderzoeken voordat besloten wordt tot maatregelen uit een lager niveau. Het is alleen toegestaan een niveau te verlagen als daar goede redenen voor zijn (technische, uitvoerende en economische redenen). Dit is het redelijkerwijs-principe. Die afweging geldt voor elk niveau opnieuw. Uitzondering hierop vormen risico's van CMR stoffen (carcinogenen, mutagene en reprotoxische stoffen) en biologische agentia. Dan mag alleen een stap lager in de hiërarchie worden genomen als een hogere maatregel technisch niet uitvoerbaar is. Economische oorzaken mogen voor deze twee groepen ook niet worden aangewend als reden voor een lager niveau van maatregel.

  • Wat is mijn rol als werkgever als het gaat om gevaarlijke stoffen?

    Als werkgever draagt u zorg voor een veilige en gezonde werkplek voor uw werknemers. Als onder deel van de Risico-Inventarisatie en –Evaluatie (RI&E) moet een werkgever ook de blootstelling aan gevaarlijke stoffen (laten) beoordelen. Hierbij dient te worden geïnventariseerd aan welke stoffen werknemers worden blootgesteld en in welke mate (aard, mate en duur van de blootstelling). Wanneer de blootstelling te hoog is (boven de zgn. grenswaarde ligt), moeten maatregelen worden getroffen volgens de arbeidshygiënische strategie.

  • Wat is mijn rol als werknemer als het gaat om gevaarlijke stoffen?

    Werknemers die met gevaarlijke stoffen werken zijn verplicht de gebruiksinstructies en de genomen voorzorgsmaatregelen van de werkgever op te volgen.

  • Wat moet ik doen als ik geen veiligheidsinformatieblad heb van een bepaalde stof?

    Dan bent u verplicht zelf informatie op te sporen. Zo kunt u de fabrikant benaderen,

    internet raadplegen of de hulp inschakelen van een brancheorganisatie of uw arbodienst. Zorg dat u beschikt over actuele veiligheidsbladen, d.w.z. niet ouder dan 5 jaar en in het Nederlands. Wanneer helemaal niets bekend is over de stof, dienen alle denkbare maatregelen genomen te worden om gezondheidsschade te voorkomen. Bij twijfel neem contact op met uw arbodienst.

  • Wat moet ik doen als ik heel veel gevaarlijke stoffen heb?

    Als uw bedrijf met heel veel verschillende gevaarlijke stoffen werkt, hoeft u niet alle stoffen in één keer te inventariseren en beoordelen. Begin met de stoffen die het meeste risico opleveren, zoals kankerverwekkende (carcinogene), mutagene en/of reprotoxische stoffen (CMR-stoffen). Of met de stoffen die veel worden gebruikt of die in kleine hoeveelheden al een groot effect hebben op de gezondheid. U bepaalt zelf de volgorde: welke stof is het meest risicovol? Leg vast welke keuzes u heeft gemaakt en welke afweging u daarbij heeft gemaakt. U moet de keuzes goed kunnen onderbouwen.

    • Clusteren: U kunt ook stoffen clusteren: stoffen die op elkaar lijken kunt u bij de beoordeling samenvoegen tot een cluster. Per cluster stelt u vervolgens vast welke stof het meeste risico oplevert.
    • Prioriteren: Prioriteren kan door middel van een zgn. Control Banding systeem. Op basis van H-zinnen, die een gezondheidsrisico’s aangeven (te herkennen aan H3xx), wordt een indeling in gevaarklassen gemaakt. De prioritering gebeurt vervolgens op basis van deze gevaarklassen en de werkplekomstandigheden. Op deze manier ontstaat een indeling in (zeer)hoog-risicostoffen, middel- en laag-risicostoffen.
  • Wat zijn CMR-stoffen?

    CMR staat voor Carcinogeen (kankerverwekkend), Mutageen (kunnen het erfelijk materiaal beschadigen) en Reprotoxisch (schadelijk voor de voorplanting).

    Op het etiket of veiligheidsinformatieblad is dan het symbool GHS08 (invoegen pictogram) terug te vinden, voorzien van bijvoorbeeld de volgende H zinnen: H 340 (voor de mutagene stoffen), H 350 (voor kankerverwekkende stoffen en H360 (voor reprotoxische stoffen). Ook de SZW lijst bevat CMR stoffen, welke twee maal per jaar geactualiseerd wordt.

  • Wat zijn de gezondheidseffecten van gevaarlijke stoffen?

    Gevaarlijke stoffen kunnen worden opgenomen via de huid (aanraken, spatten), via de mond (eten, roken) en door inademing van stoffen (damp, gas, kleine stofdeeltjes). Welke gezondheidseffecten optreden, hangt af van de schadelijkheid van de stof voor de gezondheid, de hoeveelheid waaraan men wordt blootgesteld,en hoe lang men eraan wordt blootgesteld.

    Gezondheidseffecten die kunnen optreden door ermee te werken variëren van lichte irritatie van ogen en huid tot ernstige effecten zoals kanker en geboorteafwijkingen. De gezondheidseffecten kunnen, afhankelijk van een stof direct/acuut optreden bij eenmalige blootstelling aan hoge concentraties of pas op de lange termijn na herhaaldelijke blootstelling of lage concentraties. Voorbeelden van acute gezondheidseffecten zijn vergiftiging door inademing of inslikken, verbranding door bijtende stoffen, duizeligheid en hoofdpijn door inademen oplosmiddelen, eczeem en allergie. Voorbeelden van effecten op lange termijn zijn luchtwegaandoeningen (astma, COPD), schilderziekte (OPS) door langdurige blootstelling aan oplosmiddelen, eczeem, allergie en kanker. In het algemeen zijn aan een stof meerdere gezondheidsrisico’s verbonden.

  • Wat zijn gevaarlijke stoffen?

    Onder gevaarlijke stoffen verstaan we stoffen, mengsels of oplossingen die gezondheidsschade kan toebrengen aan uw werknemer (of hun nakomelingen/nageslacht) en/of de veiligheid verminderen bij incidentele of langdurige blootstelling.

    Om te bepalen of uw werknemers gezondheidsrisico’s lopen, is het in eerste instantie van belang of er gewerkt wordt met geëtiketteerde gevaarlijke stoffen en/of dat er tijdens werkzaamheden of processen stoffen kunnen vrijkomen.

    Geëtiketteerde stoffen zijn te herkennen aan stoffen die zijn voorzien een etiket met een gevarensymbool en de H-en P zinnen, verwijzend naar de Hazard en Precaution zinnen uit de Europese CLP-Verordening (Classification, Labelling and Packaging).

    Voorbeelden van gevaarlijke stoffen zijn onder andere:

    • gevaarlijke stoffen met een gevaarsetiket (gevaarsymbool)
    • gevaarlijke stoffen (deeltjes en dampen) die tijdens werkzaamheden worden gevormd/ontstaan zoals bijv. lasrook, soldeerdampen, hout- en kwartsstof, metaaldeeltjes of –dampen en dieselmotoremissie (DME)
    • stoffen die vrijkomen bij reacties tussen stoffen zoals bijv. chloorgas bij chloorbleekloog in zwembaden
    •  stoffen die de technische dienst gebruikt bij onderhoudswerk
  • Welke extra gegevens moet ik registreren / vastleggen voor CM-stoffen?

    Dit zijn de extra gegevens die u moet vastleggen voor CM-stoffen:

    • de hoeveelheid CM-stoffen die u per jaar vervaardigt, gebruikt of op voorraad heeft. In liters, (kilo)grammen, etc.
    • een lijst van alle werknemers die worden blootgesteld aan kankerverwekkende en/of mutagene stoffen
    • voor elke C- of M-stof: waarom u deze stof gebruikt en niet heeft vervangen door een minder schadelijke stof
    • de algemene, preventieve maatregelen die u neemt om blootstelling te voorkomen
    • de persoonlijke beschermingsmiddelen die uw medewerkers gebruiken

     

  • Welke gegevens moet ik inventariseren?

    Volgens de eerste stap van de ‘Zelfinspectie Gevaarlijke Stoffen’ moet u de gegevens inventariseren van alle stoffen die in uw bedrijf voorkomen. Dit zijn alle geëtiketteerde gevaarlijke stoffen die uw bedrijf (professioneel) gebruikt, produceert of doorgeeft aan klanten. Let daarbij ook op tussenproducten, mengsels en vrijkomende stoffen, zoals bijvoorbeeld lasrook, houtstof of kwarts.

    Per stof registreert u de volgende gegevens:

    • naam van de stof;
    • samenstelling stof of mengsel;
    • gezondheidseffect(en);
    • grenswaarden (afhankelijk van de blootstelling);
    • type grenswaarde;
    • aantal werknemers dat wordt blootgesteld aan de stof;
    • op welke afdeling de blootstelling plaatsvindt;
    • taak of handeling bij blootstelling aan de stof;
    • welke minder schadelijke stof als vervanging kan dienen.

    Deze gegevens haalt u voornamelijk van de veiligheidsinformatiebladen (VIB’s). Deze worden per stof verstrekt door de fabrikant. Bij mengsels noteert u alleen de componenten die op het veiligheidsinformatieblad staan. Deze componenten zijn belangrijk bij de beoordeling van de blootstelling. Bij kankerverwekkende, mutagene en reprotoxische stoffen (CMR-­stoffen) registreert u aanvullend:

    • soort werkzaamheden bij blootstelling aan de stof;
    • hoeveelheid stof waaraan uw werknemers blootgesteld kunnen worden;
    • verbruik van de stof per jaar;
    • preventiemaatregelen en de gebruikte persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM’s).